Vaststellingsovereenkomst ontslaat niet van omzetbelastingplicht

Vaststellingsovereenkomst ontslaat niet van omzetbelastingplicht

Gegevens

Nummer
2025/907
Publicatiedatum
2 september 2025
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2025:5180
Rubriek
Uitspraak

Een vof die horloges verhandelt, kan zich niet op vertrouwensbeginsel beroepen tegen naheffing omzetbelasting wanneer zij een vaststellingsovereenkomst heeft gesloten waarin uitdrukkelijk afspraken zijn gemaakt over de toekomstige naleving.


Een vennootschap onder firma handelt in luxe horloges die zij inkoopt bij ondernemers en particulieren. In 2016 kocht de vof nieuwe horloges in bij een Spaanse leverancier waarbij Spaanse omzetbelasting werd betaald. Deze horloges verkocht zij in Nederland met toepassing van de margeregeling. In 2016 werd een boekenonderzoek aangekondigd over 2011-2015. Op 26 januari 2017 sloten de vof en de inspecteur een vaststellingsovereenkomst over de fiscale gevolgen van dit onderzoek. Daarin werd afgesproken dat vanaf 2016 de omzetbelasting controleerbaar zou worden gesplitst en de wettelijke regels zouden worden nagevolgd. In 2021 legde de inspecteur een naheffingsaanslag omzetbelasting over 2016 op van € 23.355 op basis van een balansschuld in de eigen boekhouding van de vof.

Geen vertrouwensbeginsel na vaststellingsovereenkomst Hof Arnhem-Leeuwarden wijst het beroep van de vof af. De vof stelde dat met een ambtenaar van de Belastingdienst was afgesproken dat niet zou worden nageheven over de toegepaste margeregeling. Het hof oordeelt echter dat het horen van getuigen hierover niet zinvol is. In de vaststellingsovereenkomst is immers uitdrukkelijk afgesproken dat vanaf 2016 de wettelijke regels zouden worden nagevolgd. Het is dan niet mogelijk daar later op terug te komen met het argument dat daarvóór anderszins vertrouwen was gewekt. Met de vaststellingsovereenkomst is dergelijk vertrouwen in ieder geval opgezegd. De vof is gebonden aan deze overeenkomst.

Vaststellingsovereenkomst rechtsgeldig De vof had ook gesteld dat de vaststellingsovereenkomst onder dwang was getekend en daarom vernietigbaar zou zijn. Het hof volgt dit standpunt niet. Bij het sluiten van de overeenkomst werd de vof bijgestaan door een professionele gemachtigde. Bovendien was in de vaststellingsovereenkomst opgenomen dat de vof was geïnformeerd over de fiscale consequenties en een redelijke termijn had gekregen voor beraad. De omstandigheid dat de inspecteur had aangekondigd dat conform de wet- en regelgeving zou worden nageheven indien het compromis niet zou worden aanvaard, maakt de overeenkomst niet vernietigbaar wegens dwang. De naheffingsaanslag is juist omdat deze rechtstreeks voortvloeit uit de eigen boekhouding van de vof.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 19-08-2025 (gepubl. 29-08-2025), ECLI:NL:GHARL:2025:5180
Wet: art. 15 Wet OB 1968