Aftrek van zakelijke kosten actrice beperkt door kwalificatie inkomsten als loon uit dienstbetrekking

Een actrice ontvangt in 2018 inkomsten uit diverse opdrachten en sluit dat jaar een arbeidsovereenkomst met een productiebedrijf. Volgens haar geeft deze overeenkomst geen gezagsverhouding en moeten haar inkomsten als winst uit onderneming worden behandeld. Daarnaast bestrijdt zij de door de inspecteur aangebrachte beperking op haar kostenaftrek, vooral voor kleding, verzorging, accessoires, reiskosten, vakliteratuur, voedsel, drank en theaterbezoek. De inspecteur stelt dat de inkomsten uit de productie een dienstbetrekking vormen en wijst erop dat eerdere standpuntwijzigingen schriftelijk zijn gecommuniceerd.

Geen winst uit onderneming, geen zelfstandigenaftrek De rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de overeenkomst met het productiebedrijf een duidelijke gezagsverhouding oplevert: vaste taken, salaris, vakantie, doorbetaling bij ziekte en door de werkgever bepaalde werktijden en locaties. De actrice loopt geen ondernemersrisico en krijgt een vaste vergoeding los van het succes van de voorstelling. Daardoor kwalificeren haar inkomsten als loon en niet als winst uit onderneming. Het vertrouwensbeginsel is na een expliciete standpuntwijziging niet langer van toepassing; daarom bestaat geen recht op zelfstandigenaftrek.

Zakelijke kostenaftrek gedeeltelijk toegekend De rechtbank behandelt vervolgens de kostenaftrek. Alleen kosten die strikt samenhangen met de winst uit onderneming zijn aftrekbaar. In overleg krijgen partijen een compromis: voor kleding, verzorging en reiskosten worden bedragen in aftrek toegelaten. Accessoires, eten en drinken, en theaterbezoek worden via een verdeelsleutel voor een deel geaccepteerd, omdat deze kosten niet volledig aan de ondernemingsactiviteiten zijn toe te rekenen. Vakliteratuur is niet aftrekbaar gezien het ontbreken van een direct verband met de onderneming. De totale additionele aftrek voor zakelijke kosten bedraagt € 1.197.

Bron: Rb. Noord-Holland, 28-07-2025, ECLI:NL:RBNHO:2025:8986
Wet: art. 2.14; art. 3.5; art. 3.16 Wet IB 2001