Nederland niet bevoegd tot heffing over loon piloot met Britse standplaats
Nederland niet bevoegd tot heffing over loon piloot met Britse standplaats
Gegevens
- Nummer
- 2025/1143
- Publicatiedatum
- 22 oktober 2025
- Auteur
- Redactie
- Rubriek
- Uitspraak
Een piloot die in 2018 in dienst was van een Britse luchtvaartmaatschappij en in het Verenigd Koninkrijk woonde en werkte, wordt voor het belastingverdrag beschouwd als inwoner van het VK. Nederland mag zijn loon niet belasten.
Een piloot met de Nederlandse nationaliteit werkt sinds 2017 voor een luchtvaartmaatschappij met standplaats Luton (VK). Hij huurt daar een appartement, maar staat in de Basisregistratie Personen ingeschreven op het adres van zijn partner in Nederland. In zijn aangifte IB/PVV 2018 vraagt hij om aftrek ter voorkoming van dubbele belasting. De inspecteur wijst dit af en stelt dat Nederland heffingsbevoegd is, omdat de man volgens de AWR inwoner is van Nederland. De piloot stelt dat het VK heffingsbevoegd is op grond van de tiebreaker-bepaling in het belastingverdrag Nederland–VK.
Gewoonlijk verblijf in VK doorslaggevend De rechtbank oordeelt dat de piloot in 2018 zowel in Nederland als in het VK een duurzaam tehuis had. Daardoor komt het aan op het middelpunt van zijn levensbelangen. Omdat die niet eenduidig in één land lagen, kijkt de rechtbank naar waar hij gewoonlijk verbleef. Uit vluchtroosters en pintransacties blijkt dat hij ten minste 214 dagen in het VK verbleef. Daarmee woonde hij volgens het verdrag in het VK. Op grond van art. 14, derde lid, van het verdrag komt het heffingsrecht over zijn loon aan het VK toe. De aanslag IB/PVV 2018 wordt daarom verminderd tot nihil. Omdat de procedure ruim vier jaar duurde, krijgt de piloot een immateriële schadevergoeding van € 2.500.
Bron: Rb. Noord-Holland 20-08-2025, ECLI:NL:RBNHO:2025:9926
Wet: art. 4 en art. 14 Verdrag Nederland–Verenigd Koninkrijk en art. 4 AWR