Zwitserse bankgegevens vormen nieuw feit voor navordering box 3

Zwitserse bankgegevens vormen nieuw feit voor navordering box 3

Gegevens

Nummer
2025/1171
Publicatiedatum
31 oktober 2025
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2025:15857
Rubriek
Uitspraak

Gegevens over een Zwitserse bankrekening die de inspecteur van de Zwitserse belastingautoriteiten ontvangt, vormen een nieuw feit voor navordering. De man geldt als rekeninghouder en dus als rechthebbende tot het vermogen.


Een man heeft over jaren 2005 t/m 2008 en 2010 t/m 2016 navorderingsaanslagen ib/pvv opgelegd gekregen. Die aanslagen zijn gebaseerd op een strafrechtelijk onderzoek naar witwassen. De man deed geen aangiften en leefde volgens de politie van hoge, niet-verklaarbare inkomsten. Bij doorzoekingen worden grote bedragen contant geld, diamanten en luxe goederen aangetroffen. Uit strafdossier en taps leidt de Belastingdienst af dat de man samenwerkte met een partner in een leningencircuit tegen hoge rente. In 2019 ontvangt de inspecteur via Zwitserland informatie over een buitenlandse bankrekening die de man in 2001 opende. In 2014 wordt ruim €1 miljoen vanaf die rekening overgemaakt naar een entiteit in Dubai. De man stelt dat hij katvanger was en niet kon beschikken over de rekening. Hij betwist de inkomenscorrecties en stelt dat geen nieuw feit bestaat voor navordering.

Navordering gerechtvaardigd door Zwitserse rekening De rechtbank oordeelt dat de Zwitserse bankgegevens uit 2019 een nieuw feit vormen. De man deed geen aangiften en gaf geen aanleiding voor eerder onderzoek. De inspecteur mag daarom navorderen over 2008 t/m 2016. De man geldt als rechthebbende omdat de rekening op zijn naam stond, en hij onderbouwt niet dat hij geen beschikkingsmacht had. Ook is onduidelijk waarom ruim € 1 miljoen naar Dubai is overgemaakt. Het vermogen wordt terecht toegerekend in box 3 en schatting van het saldo is redelijk. De man voldoet niet aan de voorwaarden voor de ouderentoeslag.

Geen interne compensatie voor hair-extensions Voor 2005-2008 erkent de inspecteur dat jaarlijks € 22.500 aan hair-extensions ten onrechte aan de man is toegerekend. Zijn beroep op interne compensatie slaagt niet. De rechtbank volgt hem niet in de stelling dat de Zwitserse rekening tijdsevenredig is opgebouwd in die jaren. Het inkomen uit werk en woning wordt daarom per jaar met € 22.500 verlaagd. De man krijgt een vergoeding van € 13.000 wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Bron: Rb. Den Haag, 18-08-2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:15857
Wet: art. 16 AWR en art. 5.2 Wet IB 2001