Buitenlandse structuur en niet-aangegeven inkomsten leiden tot omkering bewijslast

Buitenlandse structuur en niet-aangegeven inkomsten leiden tot omkering bewijslast

Gegevens

Nummer
2025/1172
Publicatiedatum
31 oktober 2025
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2025:2372
Rubriek
Uitspraak

Een ondernemer werkt via buitenlandse vennootschappen en geeft zijn inkomsten onvoldoende aan. Het hof past omkering van de bewijslast toe. De schatting van box 1 en box 2 blijft staan, maar de box 3-correcties sneuvelen. De boeten worden deels gematigd.


Een IT-ondernemer woont in Nederland en start in 2013 een eenmanszaak. Daarnaast zet hij eind 2012 een internationale structuur op via het Haags Juristen College. Daarin zitten onder meer vennootschappen opgericht op de Seychellen en in Belize. Deze buitenlandse vennootschappen factureren voor telefoniediensten die de ondernemer uitvoert. De ondernemer beschikt over buitenlandse bankrekeningen en ontvangt vanuit de structuur betalingen. In zijn aangiften ib/pvv over 2013 tot en met 2016 geeft hij slechts geringe inkomsten aan. De inspecteur stelt dat sprake is van verborgen werkzaamheid en deelname in buitenlandse vennootschappen, legt (navorderings)aanslagen op en past het gebruikelijk loon toe. Verder volgt correctie in box 2 voor ontvangen bedragen en schatting van buitenlands vermogen in box 3. Ook zijn vergrijpboeten opgelegd. In hoger beroep bestrijdt de ondernemer de correcties en de boetes.

Geen vereiste aangifte, dus omkering bewijslast Het hof oordeelt dat de ondernemer werkzaamheden verricht voor de buitenlandse vennootschappen en daarin een (economisch) aanmerkelijk belang houdt. Hij geeft dit niet aan en weet dat belastingheffing wordt ontgaan. Daardoor is niet de vereiste aangifte gedaan en geldt omkering en verzwaring van de bewijslast. De inspecteur mag aansluiten bij het gebruikelijk loon per vennootschap. Dat is een redelijke basis; ook de correctie van de zelfstandigenaftrek en startersaftrek (urencriterium niet aangetoond) blijft staan. De ondernemer maakt niet aannemelijk dat hij geen werkzaamheden verricht voor de derde vennootschap of dat loon onder de 5.000 blijft. De schatting van box 2 wordt deels bijgesteld: het reguliere voordeel in 2014 wordt verminderd naar de feitelijke bankontvangsten (€ 34.349).

Box 3-schatting onredelijk; boeten deels omlaag De box 3-correcties vervallen. De inspecteur heeft niet onderbouwd hoe het veronderstelde buitenlandse vermogen op 1 januari 2013 is bepaald. Dat maakt de schatting willekeurig. Het hof neemt de rechtbankredenering over: de bekende buitenlandse banksaldi zijn laag en er zijn geen aanwijzingen voor ander vermogen. Boeten blijven in beginsel terecht wegens (voorwaardelijke) opzet via een internationale structuur en het bewust buiten beeld houden van inkomsten. Wel wordt de boetegrondslag beperkt tot de bewezen correcties in box 1 en box 2. Geen matiging vanwege omkering, maar wel vanwege overschrijding van de redelijke termijn. Boetes komen uit op 80% van de boetegrondslag.

Bron: Hof Den Bosch, 03-09-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:2372
Wet: art. 12a Wet LB, art. 5.5 Wet IB 2001; art. 27eart. 67d AWR