Hof moet ontvankelijkheid hoger beroep aftrek zorgkosten partner opnieuw beoordelen

Hof moet ontvankelijkheid hoger beroep aftrek zorgkosten partner opnieuw beoordelen

Gegevens

Nummer
2025/1311
Publicatiedatum
2 december 2025
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:HR:2025:1801
Rubriek
Uitspraak

De Hoge Raad oordeelt dat het hof het hoger beroep van een vrouw ten onrechte heeft afgewezen wegens het ontbreken van een volmacht. Het hof moet opnieuw onderzoeken of de vrouw zelf hoger beroep mocht instellen tegen de aanslag van haar ex-echtgenoot.


Een vrouw en haar ex-echtgenoot zijn in 2015 fiscale partners. In de aangifte van de ex-echtgenoot zijn specifieke zorgkosten van de vrouw als persoonsgebonden aftrek opgevoerd. De inspecteur accepteert deze aftrek deels. De vrouw maakt namens haar ex-echtgenoot bezwaar en stelt vervolgens beroep en hoger beroep in, waarbij zij aangeeft dit alleen voor zichzelf te doen. Het hof vraagt haar om een volmacht, omdat het hoger beroep op naam van de ex-echtgenoot staat. De vrouw levert geen volmacht aan en stelt dat zij zelf belanghebbende is, omdat het om haar zorgkosten gaat. Het hof verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van een volmacht.

Hof miskent belanghebbende-positie De Hoge Raad stelt vast dat de vrouw het hoger beroep zelf heeft ingesteld en niet namens haar ex-partner. Het hof kon daarom niet verlangen dat zij een volmacht zou overleggen. De vrouw kan op grond van artikel 26a, lid 2, AWR immers zelf beroep instellen, omdat haar eigen inkomensbestanddelen – haar specifieke zorgkosten – onderdeel zijn van de aanslag van haar ex-echtgenoot. Vervolgens moet worden beoordeeld of artikel 6:13 Awb aan een ontvankelijk hoger beroep in de weg staat. Dat is slechts zo als haar redelijkerwijs kan worden verweten dat zij niet op eigen naam bezwaar heeft gemaakt. Het hof heeft dat ten onrechte niet onderzocht.

Hof moet opnieuw onderzoeken of verwijtbaarheid bestaat De Hoge Raad verduidelijkt dat bij de toepassing van artikel 6:13 Awb de vraag centraal staat of in redelijkheid van de betrokkene kon worden gevergd dat zij zelf bezwaar maakte. Daarbij is niet beslissend of de rechterlijke uitspraak haar positie verslechterde. Het hof moet motiveren op basis van welke feiten en omstandigheden de vrouw eventueel een verwijt treft. De uitspraak van het hof kan daarom niet in stand blijven. Het verzet is gegrond en het hof moet de ontvankelijkheid van het hoger beroep opnieuw beoordelen.

Bron: HR 28-11-2025, ECLI:NL:HR:2025:1801
Wet: art. 26a en art. 27h AWR, art. 6:13 Awb