Geen teruggaaf dividendbelasting voor buitenlandse beleggingsfondsen ondanks beroep op EU-recht

Geen teruggaaf dividendbelasting voor buitenlandse beleggingsfondsen ondanks beroep op EU-recht

Gegevens

Nummer
2025/1269
Publicatiedatum
20 november 2025
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2025:3240
Rubriek
Uitspraak

Buitenlandse beleggingsfondsen krijgen geen teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting. Het hof volgt de lijn van de Hoge Raad en ziet geen schending van het vrije kapitaalverkeer.


Buitenlandse beleggingsfondsen uit het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Luxemburg vragen teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting die is ingehouden op dividenden van Nederlandse vennootschappen. De inspecteur wijst deze verzoeken af, waarna de fondsen bezwaar maken. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond. In hoger beroep bij het hof voeren de fondsen aan dat het weigeren van teruggaaf in strijd is met het EU-recht, met name het vrije verkeer van kapitaal. In enkele zaken is ook vergoeding van immateriële schade wegens lange procedures aan de orde.

Geen recht op teruggaaf volgens hof Het hof oordeelt dat de fondsen geen recht hebben op teruggaaf van dividendbelasting. Het hof verwijst naar recente arresten van de Hoge Raad, waarin is bepaald dat het niet verlenen van teruggaaf aan buitenlandse beleggingsinstellingen in beginsel een belemmering van het vrije kapitaalverkeer vormt, maar dat deze belemmering gerechtvaardigd kan zijn door de interne samenhang van het Nederlandse belastingstelsel. Volgens het hof is van een ongerechtvaardigde belemmering geen sprake, omdat de fondsen niet voldoen aan de voorwaarden voor teruggaaf zoals die gelden voor Nederlandse fiscale beleggingsinstellingen. Ook het beroep op de regeling van de afdrachtvermindering slaagt niet; de Hoge Raad heeft geoordeeld dat buitenlandse fondsen hierop geen aanspraak kunnen maken. Voor fondsen met vrijgestelde participanten of slechts één participant geldt dat zij evenmin recht hebben op teruggaaf, omdat zij niet als opbrengstgerechtigde kunnen worden aangemerkt.

Geen overschrijding redelijke termijn Het hof wijst het verzoek om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn af. Gezien de complexiteit van de materie en het grote aantal vergelijkbare zaken, is volgens het hof de redelijke termijn niet overschreden.

Bron: Hof Den Bosch 05-11-2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:3240
Wet: art. 10 en art. 11a DB