Pseudo-eindheffing over aandelen en bonussen na pensionering terecht in latere jaren belast

Pseudo-eindheffing over aandelen en bonussen na pensionering terecht in latere jaren belast

Gegevens

Nummer
2025/1285
Publicatiedatum
24 november 2025
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2025:21561
Rubriek
Uitspraak

De rechtbank Den Haag oordeelt dat de aandelen en bonussen uit RSUs pas in de jaren 2017-2019 zijn genoten en dus terecht in die jaren zijn meegenomen in de pseudo-eindheffing excessieve vertrekvergoeding.

Een bv heeft een Vice President Research & Development in dienst gehad, wiens dienstverband op 31 mei 2016 vanwege (vervroegde) pensionering is beëindigd. In de jaren 2017, 2018 en 2019 ontvangt deze werknemer aandelen en bonussen op basis van eerder toegekende Restricted Stock Units (RSUs), bestaande uit market-leveraged stock units (MSUs) en performance long-term incentive units (LTIs). De bv neemt deze aandelen en bonussen op in de aangifte pseudo-eindheffing excessieve vertrekvergoeding 2016. De inspecteur legt vervolgens naheffingsaanslagen loonheffingen op over 2017, 2018 en 2019, omdat de aandelen en bonussen volgens hem in die jaren zijn genoten. De bv stelt dat het genietingsmoment al in 2016 lag, bij het einde van het dienstverband, omdat toen het recht op levering van de aandelen onvoorwaardelijk zou zijn geworden.

Genietingsmoment aandelen en bonussen ligt in latere jaren De rechtbank stelt vast dat de RSUs pas in de jaren 2017-2019 daadwerkelijk zijn geleverd of uitbetaald. Uit de voorwaarden van de MSU- en LTI-regelingen blijkt dat het aantal te leveren aandelen en de hoogte van de uitbetaling pas na afloop van de performance periods definitief worden vastgesteld, afhankelijk van het behaalde aandeelhoudersrendement en andere prestatiecriteria. Op het moment van uitdiensttreding in 2016 stond dit nog niet vast. De verwijzing van de bv naar de vaststellingsovereenkomst helpt niet, omdat daarin niets over de RSUs is opgenomen en er geen aanvullende documentatie is overgelegd. De rechtbank volgt het standpunt van de inspecteur dat het genietingsmoment aansluit bij de daadwerkelijke vesting en uitbetaling in 2017, 2018 en 2019.

Geen toepassing aandelenoptierechtenregeling De rechtbank overweegt verder dat de jurisprudentie over aandelenoptierechten niet van toepassing is, omdat de RSUs geen aandelenoptierechten zijn. Voor het genietingsmoment moet daarom worden aangesloten bij artikel 13a Wet LB 1964 en niet bij artikel 10a. De overige argumenten van de bv slagen niet. De naheffingsaanslagen en de bijbehorende belastingrente blijven in stand.

Bron: Rb Den Haag 10-07-2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:21561
Wet: art. 13a en art. 32bb Wet LB