Geen fiscale eenheid omzetbelasting door ontbreken financiële verwevenheid tussen stichting en bv
Geen fiscale eenheid omzetbelasting door ontbreken financiële verwevenheid tussen stichting en bv
Gegevens
- Nummer
- 2025/1300
- Publicatiedatum
- 28 november 2025
- Auteur
- Redactie
- Rubriek
- Uitspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat een stichting en een bv geen fiscale eenheid voor de btw vormen, omdat de stichting niet de meerderheid van de zeggenschapsrechten heeft. De naheffingsaanslag omzetbelasting blijft in stand.
Een bv verzorgt tegen vergoeding schoonmaakdiensten voor een stichting, die 51% van de aandelen en stemrechten in de bv houdt en tevens enig bestuurder is. De overige 49% van de aandelen is in handen van een andere bv. In 2009 wordt de bv op verzoek toegevoegd aan de fiscale eenheid voor de btw met de stichting. Jaren later stelt de inspecteur dat nooit aan de voorwaarden voor een fiscale eenheid is voldaan, omdat de stichting niet de meerderheid van de materiële zeggenschap heeft. De inspecteur legt een naheffingsaanslag omzetbelasting op over 2015. De bv stelt dat wel sprake is van financiële verwevenheid en beroept zich op het vertrouwensbeginsel vanwege de eerdere beschikking.
Financiële verwevenheid ontbreekt De rechtbank kijkt naar de statuten en de aandeelhoudersovereenkomst. Hieruit blijkt dat de stichting weliswaar de meerderheid van de aandelen en stemrechten heeft, maar belangrijke bestuursbesluiten alleen met goedkeuring van de algemene vergadering kan nemen. Bij geschillen beslist een scheidsgerecht, waardoor de stichting haar wil niet kan opleggen aan de andere aandeelhouder. Volgens de rechtbank ontbreekt daardoor de vereiste financiële verwevenheid. Omdat financiële, organisatorische en economische verwevenheid cumulatief vereist zijn, is geen sprake van een fiscale eenheid voor de omzetbelasting.
Geen geslaagd beroep op vertrouwensbeginsel De rechtbank vindt dat de inspecteur bij het afgeven van de beschikking niet op de hoogte was van alle relevante feiten, omdat de bv de aandeelhoudersovereenkomst niet heeft overgelegd. Daardoor kan de bv geen beroep doen op het vertrouwensbeginsel. De naheffingsaanslag en de belastingrentebeschikking blijven in stand.
Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 19-11-2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:8091
Wet: art. 7 lid 4 Wet OB 1968