Negatieve kas en contante stortingen rechtvaardigen navordering en boeten

Negatieve kas en contante stortingen rechtvaardigen navordering en boeten

Gegevens

Nummer
2025/1305
Publicatiedatum
1 december 2025
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2025:2909
Rubriek
Uitspraak

Het hof oordeelt dat de inspecteur voor 2012 beschikt over een nieuw feit en dat de man voor 2011 en 2012 niet de vereiste aangiften heeft gedaan. De navorderingsaanslagen blijven in stand en de vergrijpboeten zijn terecht opgelegd. Wel krijgt de man € 4.000 immateriële schadevergoeding vanwege overschrijding van de redelijke termijn.


De man drijft in 2011 en 2012 samen met zijn vader en broer een vof. Zijn winstaandeel bedraagt 30%. Bij de vader vindt in oktober 2014 een politie-inval plaats waarbij € 253.000 contant geld wordt gevonden. Kort daarna kondigt de inspecteur een boekenonderzoek aan bij alle vennoten en de vof, gericht op de jaren 2011 t/m 2013. In het onderzoek worden negatieve kassaldi, een onjuiste kasadministratie en contante stortingen zonder bekende herkomst vastgesteld. Ook is de vof per 31 december 2012 gestaakt. Voor 2011 en 2012 heeft de man aangifte gedaan, waarna primitieve aanslagen zijn opgelegd conform die aangiften. In 2017 legt de inspecteur navorderingsaanslagen op met forse correcties: negatieve kas, onbekende contanten en voor 2012 ook stakingswinst. In hoger beroep bestrijdt de man onder meer het bestaan van een nieuw feit, de schatting en de boeten.

Nieuw feit 2012 en omkering bewijslast Het hof oordeelt dat de inspecteur voor 2012 over een nieuw feit beschikt. De man heeft niet aannemelijk gemaakt dat de inspecteur vóór het vaststellen van de primitieve aanslag van oktober 2014 bekend was of moest zijn met de inval of de contante gelden. De informatie die later tijdens het boekenonderzoek naar voren komt – negatieve kas, onbekende contanten en staking – vormt daarom een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt. Door het niet opnemen van substantiële inkomsten, waaronder stakingswinst, heeft de man bovendien niet de vereiste aangiften gedaan. Dat leidt tot omkering en verzwaring van de bewijslast. De inspecteur baseert zijn correcties op concrete gegevens uit het boekenonderzoek, waardoor de schatting als redelijk wordt aangemerkt. De man slaagt er niet in het verzwaarde tegenbewijs te leveren.

Vergrijpboetes terecht en schadevergoeding Volgens het hof staat buiten redelijke twijfel dat de man bewust aanzienlijke inkomsten buiten de aangiften heeft gelaten. De eerdere waarschuwingen over zijn kasadministratie versterken dat oordeel. De inspecteur heeft daarom terecht vergrijpboeten opgelegd; de door rechtbank en inspecteur toegepaste matiging blijft in stand. Zijn beroep op draagkracht slaagt niet, omdat hij dit niet onderbouwt. Wel krijgt de man een vergoeding voor immateriële schade: de totale procedure duurt ruim drie jaar en tien maanden te lang. De overschrijding is volledig toe te rekenen aan de inspecteur.

Bron: Hof Den Bosch, 22-10-2025 (gepubl. 25-11-2025), ECLI:NL:GHSHE:2025:2909
Wet: art. 16, art. 27e, art. 27h, art. 55 en art. 67e AWR; art. 6 EVRM