Nederland mag loon van Portugese uitzendkrachten belasten
Nederland mag loon van Portugese uitzendkrachten belasten
Gegevens
- Nummer
- 2025/1306
- Publicatiedatum
- 1 december 2025
- Auteur
- Redactie
- Rubriek
- Uitspraak
Het hof oordeelt dat Nederland heffingsrecht heeft over het loon van Portugese werknemers die via een Portugese vennootschap zijn uitgeleend aan een Belgische nv, omdat de beloning ten laste komt van de Nederlandse vaste inrichting van die nv. Daarmee voldoet de zaak niet aan de voorwaarden van artikel 15, lid 2, onderdeel c, van het verdrag Nederland–Portugal.
Belanghebbende is een Portugese vennootschap die personeel detacheert. In 2016 werken haar Portugese werknemers in Nederland op een project van een Belgische nv. Ze staan uitsluitend bij de Portugese vennootschap op de loonlijst, ontvangen hun loon in Portugal en verblijven minder dan 183 dagen in Nederland. De vennootschap is in Nederland geregistreerd als inhoudingsplichtige op grond van terbeschikkingstelling van arbeidskrachten. De inspecteur legt voor 2016 een naheffingsaanslag loonheffingen op van € 17.981, later verminderd tot € 11.689. De Portugese vennootschap stelt dat Nederland geen heffingsrecht heeft, omdat zij de formele werkgever is en de voorwaarden van artikel 15, lid 2, van het verdrag Nederland–Portugal volgens haar zijn vervuld. De kern van het geschil is hoe het begrip ‘werkgever’ in onderdeel c van dat artikellid moet worden uitgelegd.
Uitleg werkgeversbegrip in het verdrag Het hof sluit zich aan bij de rechtbank en volgt de OESO-commentaren en rechtspraak van de Hoge Raad. Het begrip ‘werkgever’ in artikel 15, lid 2, onderdelen b en c, moet volgens het hof op dezelfde wijze worden uitgelegd. De Hoge Raad heeft eerder beslist dat voor onderdeel b het werkgeversbegrip materieel moet worden ingevuld. Dat betekent dat de inlenende onderneming werkgever is als sprake is van een gezagsverhouding en als de werkzaamheden voor haar rekening en risico worden verricht. Dat is hier het geval: partijen zijn het erover eens dat sprake is van inlening, dat de werknemers onder gezag van de Belgische nv werken en dat de loonkosten functioneel aan de Nederlandse vaste inrichting van die nv moeten worden toegerekend.
Beloning komt ten laste van Nederlandse vaste inrichting Het hof overweegt dat de term ‘de werkgever’ in onderdeel c verwijst naar diezelfde materiële werkgever uit onderdeel b. Omdat het loon functioneel toerekenbaar is aan de Nederlandse vaste inrichting van de Belgische nv, komt de beloning ten laste van die vaste inrichting. Daarmee is niet voldaan aan de cumulatieve voorwaarden van artikel 15, lid 2, van het verdrag. Nederland heeft dus heffingsrecht. Het argument dat belanghebbende moeilijk kan nagaan of een opdrachtgever een vaste inrichting in Nederland heeft, overtuigt het hof niet. Gezien de werkzaamheden in Nederland en het Nederlandse recht dat op de overeenkomst van toepassing is, had de Portugese vennootschap rekening moeten houden met mogelijke fiscale verplichtingen. Het hoger beroep is daarom ongegrond en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.
Bron: Hof Den Bosch, 05-11-2025 (gepubl. 25-11-2025), ECLI:NL:GHSHE:2025:3036
Wet: art. 15 lid 2 Verdrag Nederland–Portugal