Fonds dat APV is, is toch vennootschapsbelastingplichtig

Fonds dat APV is, is toch vennootschapsbelastingplichtig

Gegevens

Nummer
2024/355
Publicatiedatum
29 maart 2024
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:1750
Rubriek
Uitspraak

Het is mogelijk dat een fonds een afgezonderd particulier vermogen vormt in de inkomstenbelasting, maar toch belastingplichtig is voor de vennootschapsbelasting.


Een particulier fonds, opgericht naar het recht van Curaçao, heeft eind 2015 een woning verworven. De dochter van de oprichter van het fonds woont in 2017 en 2018 in deze woning. Het fonds en de vrouw zijn geen huur overeengekomen. In haar aangifte vennootschapsbelasting 2017 geeft het fonds aan niet vennootschapsbelastingplichtig te zijn. De Belastingdienst stelt echter dat het fonds wel vennootschapsbelastingplichtig is. Volgens de fiscus moet fiscaal gezien een zakelijke huuropbrengst worden verantwoord. De inspecteur stelt deze huur op 5% van de WOZ-waarde. Hij brengt hierop bepaalde kosten in mindering om op de belastbare winst te komen. Omdat hij per saldo op een positief fiscaal resultaat uitkomt, legt hij het fonds een aanslag vennootschapsbelasting op. Het fonds gaat in beroep tegen deze aanslag.

Fonds is niet fiscaal transparant Rechtbank Zeeland-West-Brabant beoordeelt eerst of het fonds vennootschapsbelastingplichtig is. Het fonds stelt dat zij voor de inkomstenbelasting een afgezonderd particulier vermogen (APV) vormt. Maar de rechtbank wijst erop dat de APV-regeling in de Wet IB 2001 beperkt is tot de inkomstenbelasting. De APV-regeling werkt dus niet integraal door naar de vennootschapsbelasting. Vervolgens stelt het fonds dat zijn oprichter over zijn vermogen kan beschikken alsof het zijn eigen vermogen is. Ook dan zou zij fiscaal transparant zijn. De rechtbank ziet inderdaad aanwijzingen dat de oprichter meer was dan alleen de oprichter. Maar het fonds maakt niet aannemelijk dat de oprichter enig afdwingbaar recht had ten aanzien van het vermogen van het fonds. Daarom oordeelt de rechtbank dat het fonds niet fiscaal transparant, maar zelfstandig vennootschapsbelasting is. Bovendien maakt het fonds niet aannemelijk dat de Belastingdienst een onredelijke schatting heeft gemaakt. De rechtbank verklaart het beroep van het fonds daarom ongegrond.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 21-03-2024 (gepubl. 25-03-2024) (ECLI:NL:RBZWB:2024:1750)
Wet: art. 52 AWR, art. 2.14a Wet IB 2001 en art. 3 Wet Vpb 1969|
Practice note: Belastingplicht Vpb