Tegenbewijsregeling kwijtscheldingswinstvrijstelling fiscale eenheid mislukt
Tegenbewijsregeling kwijtscheldingswinstvrijstelling fiscale eenheid mislukt
Gegevens
Belanghebbende slaagt er niet in om aan te tonen dat de kwijtscheldingswinst van ruim 20 miljoen euro aan haar moet worden toegerekend in plaats van aan de afzonderlijke vennootschappen die de leningen zijn aangegaan.
Een moedermaatschappij van een fiscale eenheid die belegt in vastgoed heeft samen met haar dochtermaatschappijen geld geleend bij een bank voor de financiering van onroerende zaken. Een deel van deze leningen was verstrekt in Zwitserse franken, wat tot een fors koersverlies leidde toen de koers van de Zwitserse frank ten opzichte van de euro sterk steeg. Na het uitwinnen van zekerheidsrechten door de bank en verkoop van het vastgoed resteerde een schuld van ruim 20 miljoen euro, die door de bank is kwijtgescholden. De moedermaatschappij en haar dochtermaatschappijen verschillen van mening met de inspecteur over de vraag aan welke vennootschap binnen de fiscale eenheid de kwijtscheldingswinst moet worden toegerekend.
Tegenbewijsregeling niet geslaagd Rechtbank Gelderland oordeelt dat belanghebbende niet in de op haar rustende bewijslast is geslaagd dat zij recht heeft op een hogere kwijtscheldingswinstvrijstelling. De verschillende vennootschappen hebben civielrechtelijk zelfstandig leningen afgesloten bij de bank. Op grond van artikel 15ac, tweede lid, van de Wet Vpb moet de kwijtscheldingswinst per vennootschap zelfstandig worden beoordeeld. Het standpunt van belanghebbende dat op grond van artikel 8b van de Wet Vpb rechtsbetrekkingen worden gecreëerd, vindt geen steun in het recht. Dit artikel creëert namelijk geen fiscale rechtsverhoudingen die er civielrechtelijk niet zijn.
Bewijslast verzwaard wegens onjuiste aangifte De rechtbank oordeelt verder dat belanghebbende niet de vereiste aangifte heeft gedaan. Bij de aangifte is geen rekening gehouden met artikel 15ac, tweede lid, van de Wet Vpb, waardoor de verschuldigde vennootschapsbelasting volgens de aangifte nihil was, terwijl ruim 1,5 miljoen euro aan belasting verschuldigd is. Dit is een aanzienlijk bedrag dat niet zou worden geheven. De aangifte werd ingediend door een professioneel gemachtigde die had kunnen en behoren te weten dat een aanzienlijk bedrag aan belasting niet zou worden geheven. Deze wetenschap wordt aan belanghebbende toegerekend, waardoor de bewijslast die al op haar rustte wordt verzwaard.
Bron: Rb Gelderland 11-12-24 (gepubl. 18-06-25), ECLI:NL:RBGEL:2024:8872, AWB 23/719
Wet: art. 3.13 Wet IB 2001; art. 8b en art. 15ac Wet Vpb 1969