Verpandingsactiviteiten zonder objectieve winstverwachting vormen geen bron van inkomen
Verpandingsactiviteiten zonder objectieve winstverwachting vormen geen bron van inkomen
Gegevens
Een vof die jarenlang verlies maakt met verpandingsactiviteiten heeft in 2018 geen objectieve voordeelsverwachting en vormt daarom geen bron van inkomen.
Een man is vanaf 2015 firmant in een vennootschap onder firma (vof) samen met zijn vader en broer. De vof houdt zich voornamelijk bezig met het verpanden van producten waarbij cliënten vier weken krijgen om het verpandingsbedrag plus rente terug te betalen. Lukt dat niet, dan wordt het product eigendom van de vof. Daarnaast verkoopt de vof nieuwe huishoudelijke producten en wilde het vuurwerk verkopen, maar kreeg daarvoor geen vergunning. De vof maakt van 2015 tot en met 2021 jaarlijks verlies, behalve in 2022 toen een klein positief resultaat werd behaald. De inspecteur weigert het verlies van 2018 (€ 47.597) in aftrek te brengen omdat de activiteiten geen bron van inkomen vormen. De man gaat hiertegen in beroep.
Geen objectieve voordeelsverwachting Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bevestigt dat de verpandingsactiviteiten van de vof in 2018 geen bron van inkomen vormen. Voor een bron van inkomen zijn drie voorwaarden vereist: deelname aan het economische verkeer, het oogmerk om voordeel te behalen en de objectieve verwachting dat voordeel redelijkerwijs kan worden behaald. Alleen de laatste voorwaarde staat ter discussie. Het hof oordeelt dat de man niet aannemelijk heeft gemaakt dat in 2018 een positieve opbrengst viel te verwachten. Daarbij weegt mee dat de firmanten al vóór 2018 wisten dat de wettelijk toegestane rente voor beleningen fors was verlaagd waardoor andere pandjeshuizen hun activiteiten staakten. Ook bleek in 2016 dat de lucratieve vuurwerkverkoop niet was toegestaan. Bij de beoordeling moet rekening worden gehouden met de rente op geldleningen die de vof had aangegaan bij een bv van de firmanten tegen slechts 2% rente zonder aflossingsschema en zekerheden. Het hof acht dit een zodanig groot debiteurenrisico dat een derde dit niet zou hebben aanvaard of alleen tegen hogere rente. Zelfs met deze lage rente werden jaren achtereen negatieve resultaten behaald, waardoor naar zakelijke maatstaven geen voordeel te verwachten valt.
Bron: hof Arnhem-Leeuwarden 17-06-2025 (gepubl. 27-06-2025), ECLI:NL:GHARL:2025:3678
Wet: art. 3.10 Wet IB 2001